In deze begroting 2024-2027 laat het jaar 2024 een sluitend saldo zien. In 2025 resteert een klein nadelig saldo. Voor de jaren 2026 en 2027 is het begrotingssaldo niet sluitend, zoals ook al in de kadernota aangekondigd. Dit is in lijn met het advies van de VNG om de onbalans tussen door het Rijk verstrekte middelen en de gemeentelijke taken duidelijk te laten zien.
De begroting heeft een neutraal saldo in 2024
Deze begroting is gebaseerd op de Kadernota 2024 die de raad op 6 juli 2023 heeft vastgesteld. De vastgestelde hoofdlijnen van de Kadernota zijn in deze begroting vertaald en nader uitgewerkt. Daarnaast zijn de financiële effecten van de meicirculaire 2023 verwerkt.
Conform de Kadernota zijn dit de belangrijkste onderwerpen die financieel doorvertaald zijn:
- Geen extra OZB-verhoging bovenop indexering en eerder genomen besluiten. Indexatie is dit jaar 8% op basis van de gebruikelijke methodiek (CPI februari 2023). Een aanvullende 3% komt uit de vorig jaar (wederom) doorgeschoven verhoging uit de strategische heroriëntatie.
- Indexering van de overige lokale heffingen met 8%, met zo nodig een aanvullende bijstelling op basis van het uitgangspunt van kostendekkendheid;
- Indexering van de loonkosten met 5,2% op basis van de raming van het CPB voor 2024, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP);
- Indexering overige kosten met 3,9% op basis van de raming van het CPB voor 2024, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP);
- Indexering investeringen met 1,6% op basis van de raming van het CPB voor 2024, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP)
- Indexering van subsidies met 4,2% op basis van de raming van het CPB voor 2024, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP) (60% loonindex, 20% materiële kosten, 20% investeringen)
- Actualisering van kosten voor verbonden partijen op basis van de begrotingen van die verbonden partijen.
Samengevat leidt dit tot het volgende financiële beeld:
Bedragen (x € 1.000) |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Saldo van baten en lasten |
961 |
1.806 |
-5.810 |
-6.447 |
Mutaties reserves |
-961 |
-1.894 |
-1.558 |
-1.399 |
Begrotingssaldo (na mutatie reserves) |
0 (V) |
-88 (N) |
-7.368(N) |
-7.846(N) |
(+/+ is voordeel, -/- is nadeel)
De provincie kijkt als toezichthouder voor de beoordeling van de begroting vooral naar het structurele saldo. Dat is het saldo exclusief incidentele baten en lasten en incidentele reservemutaties (zie Financiële begroting hoofdstuk 3 Structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves). Daarmee tellen bijvoorbeeld de jaarlijkse stortingen in de algemene reserve ten behoeve van de schuldpositie voor dat saldo niet mee. Het structurele begrotingssaldo van de gemeente Woerden is in 2024 en 2025 positief (2024: € 2,5 miljoen, 2025: € 2.6 miljoen). In 2027 (€ 4,9 miljoen negatief) en 2028 (€ 5,5 miljoen negatief) is de begroting dus ook volgens de systematiek van de provincie niet sluitend.
Van Kadernota naar Begroting
De vastgestelde Kadernota liet in alle komende jaren een fors negatief saldo zien. Voor 2024 bedroeg dit € 6,7 miljoen negatief en in de volgende jaarschijven lag dit tussen de € 6,0 en €6,5 miljoen negatief. In deze meerjarenbegroting zijn enkele ontwikkelingen verwerkt die nog geen onderdeel van de Kadernota uitmaakten. Zo is in de Kadernota de aanname gedaan dat de kostenstijgingen in het Sociaal Domein, met name vanuit FermWerk gecompenseerd zouden worden door het rijk. Hier was in de Kadernota indicatief een bedrag van € 3,8 miljoen voor opgenomen. Verwerking van de meicirculaire in deze begroting leert dat de feitelijke compensatie lager is, waardoor het tekort in de begroting dus na verwerking van de meicirculaire is groter was dan waar we bij de Kadernota rekening mee hadden gehouden.
Daarnaast is in de Kadernota al benoemd dat er in het verleden onjuiste aannames zijn gedaan rondom de inzet van uren op projecten en dat de urennorm hoger ligt dan praktisch haalbaar. In deze begroting is de urennorm aangepast van 1.425 naar 1.360 uur. Daarnaast hebben we geprobeerd zo realistisch mogelijk te beoordelen welke uren op projecten begroot moeten worden en welke in de exploitatiekosten begroot moeten worden. Deze aanpassing van de urennorm en de toerekening van uren heeft wel een nadelig effect van circa € 1 miljoen.
Daarnaast zijn de diverse indexaties doorgerekend, is de meicirculaire 2023 verwerkt en zijn diverse technische correcties gemaakt, zoals bijvoorbeeld rondom rentelasten, pensioenkosten etc. Daarnaast is nog eens kritisch gekeken naar uitputting van budgetten in de voorbijgaande jaren waardoor sommige budgetten realistischer zijn opgenomen in de begroting. Ook zijn de voorgestelde dekkingsbronnen (verlaging kapitaallasten en schrappen van een aantal incidentele stortingen in de reserves) verwerkt.
Door de uitkomst van de diverse doorrekeningen bleek het onvermijdelijk een aantal voorgenomen beleidskeuzes uit de Kadernota te schrappen. Uiteindelijk zijn de volgende voorstellen uit de Kadernota niet opgenomen in de begroting:
- Kostendekkendheid van evenementen. Anders dan in de kadernota voorgesteld blijven we streven naar kostendekkende evenementen (€20.000 structureel).
- Omvormen straatmeubilair naar modulaire onderdelen en vervangen verkeersborden naar composiet uitvoering €25.000.
- Onderzoeksbudget Oostelijke randweg: kan door een provinciale subsidie verlaagd worden van € 200.000 naar € 100.000.
- Budget laadpaalinfrastructuur: van het totale budget van € 479.000 kan €100.000 gedekt worden uit het restant budget uit 2023 (via budgetoverheveling).
Verder zijn onderzoeken die gepland stonden in 2024 doorgeschoven naar 2026 (Toekomst stadserf Woerden) of uit bestaande budgetten gedekt (Onderzoek Aula Rijnhof). Tegelijkertijd is ook het ambitieniveau naar beneden bijgesteld op het gebied van het Integraal Veiligheidsplan, klimaat en energietransitie. De bestaande budgetten voor Klimaat / Energietransitie zijn in 2024 incidenteel met € 0,3 miljoen verlaagd en vanaf 2025 structureel met € 0,1 miljoen. Ook is gekozen voor een eenmalige lagere dotatie in de algemene reserve in 2024 (€ 0,9 miljoen). Tenslotte is er geanticipeerd op een hogere rijksbijdrage vanuit de Septembercirculaire (€ 1 miljoen), conform de trend de laatste jaren.
Bij de kadernota heeft de raad vastgesteld dat de hondenbelasting wordt afgeschaft. Dat is in de begroting verwerkt met een nadelig effect van circa € 75.000 structureel. Het amendement 'Cruyff Court' is financieel vooralsnog niet in programma 5 opgenomen. We stellen voor dat wanneer de exacte kosten bekend zijn dit gedekt wordt uit de post 'raadsinitiatieven' van € 150.000. Dit zal dan overgeheveld worden uit programma 7 naar programma 5.
Algemene uitkering en septembercirculaire
De ontwikkeling van de algemene uitkering werd altijd voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de totale rijksuitgaven. Volgens deze normeringssystematiek hebben wijzigingen in de rijksuitgaven direct invloed op de omvang van het Gemeentefonds en daarmee op de ontwikkeling van de algemene uitkering. Dit staat bekend als de ‘trap-op-trap-af-systematiek’. Als het Rijk meer uitgeeft, gaat ook het Gemeentefonds omhoog, maar als de rijksuitgaven dalen, daalt het Gemeentefonds mee. De ‘trap-op-trap-af-systematiek’ is vanaf 2022 gedeeltelijk losgelaten. Voor het zogeheten 'volumedeel' is dit voor de komende jaren vastgeklikt op het niveau van de Voorjaarsnota 2022 (van het Rijk). Bijstelling vindt dus alleen plaats voor het loon/prijsdeel.
De zogeheten ‘opschalingskorting’ in het Gemeentefonds is voor de jaren 2024-2025 bevroren, maar vanaf 2026 is deze wel weer in de algemene uitkering verwerkt. De consequentie is dat nog steeds onzekerheid bestaat over de algemene uitkering vanaf 2026. De inkomsten van de algemene uitkering verminderen in 2026 ten opzichte van 2025 met ruim € 7 miljoen, oplopend in 2027 naar ruim € 8 miljoen. De VNG en het Rijk zijn nog in overleg op welke wijze de inkomsten van gemeenten vanaf 2026 wel weer verhoogd kunnen worden.
Vanaf 2023 is het Gemeentefonds herijkt. De verdeling van het Gemeentefonds over gemeenten wordt bepaald aan de hand van een set aan indicatoren. Door een nieuwe systematiek, die dus vanaf 2023 ingevoerd is, ontstaan voordeel- en nadeelgemeenten. Woerden hoort bij de nadeelgemeenten, wat leidt tot een achteruitgang die oploopt van € 7,50 per inwoner in 2023 (€ 0,4 miljoen) en € 22,50 per inwoner in 2024 (€ 1,2 miljoen) naar € 37,50 per inwoner in 2025 en verder. Het financiële effect van de herijking is gemaximaliseerd op € 37,50 per inwoner; als dit niet was gebeurd, was het nadeel voor Woerden nog veel groter geweest. Het totale effect hiervan op de begroting van Woerden is ongeveer € 2 miljoen nadelig vanaf 2025, ten opzichte van de oude verdeelsystematiek.
Op Prinsjesdag is de septembercirculaire 2023 gepubliceerd. Deze is zoals gebruikelijk nog niet in deze begroting verwerkt, maar wordt bij Voorjaarsrapportage 2024 financieel vertaald naar de begroting. Omdat de afgelopen jaren steeds een positieve bijstelling plaatsvond in de septembercirculaire, hebben wij vooruitlopend hierop al wel een bedrag van € 1 miljoen opgenomen als verwachte opbrengst in de Algemene Uitkering.
Loonkosten zijn geïndexeerd met 5,2%, overige kosten met 3,9%
De begroting werd elk jaar geïndexeerd met de consumentenprijsindex van februari. Tegelijkertijd vond voor het lopende jaar bij de voorjaarsrapportage altijd een correctie plaats op basis van werkelijke prijsstijgingen. De uitkomst van de Voorjaarsrapportage wordt gebruikt als startpunt voor de begroting van het volgend jaar. In de jaren dat de inflatie vrij constant was, waren de bijstellingen in de voorjaarsrapportage ook beperkt. Omdat er vanaf 2022 wel sprake is van hoge inflatie, zijn de budgetten voor 2023 reeds bijgesteld. Als de indexatie van de kosten in de Begroting 2024 nog eens gedaan zou worden met de CPI zou er sprake zijn van een 'dubbele indexatie'. Daarom is ervoor gekozen om de systematiek te wijzigen: voor de kosten wordt nu rekening gehouden met de raming voor 2024 van het Centraal Planbureau (CPB) van 3,9%.
Voor de CAO-loonstijging is rekening gehouden met 5,2%, eveneens op basis van de raming door het CPB. Hiervoor is een stelpost opgenomen op programma 7 in de begroting. Dezelfde indexeringen zijn in de algemene uitkeringen van het rijk opgenomen.
Lokale heffingen zijn geïndexeerd met 8%
De OZB en overige heffingen worden met 8% geïndexeerd op basis van de gebruikelijke methodiek (CPI februari 2023). De opbrengsten van de OZB worden immers niet tussentijds bijgesteld. Daarnaast is nog een OZB-verhoging van 3% doorgevoerd als uitvloeisel van het amendement bij de Begroting 2023, waarbij deze 3% verhoging die eerder in de Strategische Heroriëntatie is afgesproken, werd doorgeschoven naar 2024.
Sociaal Domein: Maatschappelijke Agenda en Hervormingsagenda
In het sociaal domein blijven wij, net als veel gemeenten in Nederland, kampen met steeds stijgende kosten voor jeugdzorg en Wmo. Wij werken hard om deze trend om te buigen om zo tegenvallers te temperen en hebben daar in het verleden ook al gericht beleid op ingezet. Inmiddels zijn hierover afspraken gemaakt tussen VNG en het Rijk. De taakstellingen vanuit de Hervormingsagenda zijn onderdeel van de Maatschappelijke Agenda (MAG). De kosten en de verwachte besparingen van de Maatschappelijke Agenda zijn ingerekend in deze begroting, op basis van het voorkeursscenario zoals in een apart voorstel aan uw raad voorgesteld. Deze extra ambities zijn gedekt uit de post onvoorzien in het eerder vastgestelde raadsvoorstel. Dit betekent wel dat tegenvallers niet opgevangen kunnen worden binnen de begroting die nu voorligt.
Stijging energiekosten
De energieprijzen zijn zoals bekend afgelopen jaar tot enorme hoogtes gestegen. Uiteraard raakt dit ook ons als gemeente. Inmiddels hebben wij per 2023 een nieuw contract, waarbij de energieprijs per 3 maanden bepaald wordt. De verwachte energiekosten waren vorig jaar verhoogd met € 1 miljoen. Dit lijkt nu (te) hoog ingeschat, omdat in het verleden de energiekosten al voorzichtig ingeschat werden. In deze begroting is geprobeerd zo reëel mogelijk te ramen, wetende dat de gas- en elektraprijzen uiteraard sterk kunnen fluctueren.
Investeringsplan
In de afgelopen jaren is in de jaarrekening steeds een veel lager investeringsbedrag gerealiseerd dan begroot was. Dit heeft geleid tot een grote investeringsboeggolf. Dit in combinatie met de hoge (begrote) schuldquote heeft ertoe geleid dat in de Kadernota een investeringsplafond van € 23 miljoen (indicatief) is afgesproken. Op basis van de inschatting per eind juni verwachten wij voor 2023 op een investeringsniveau uit te komen van circa € 30 miljoen. De kapitaallasten in de begroting 2024 zijn hierop gebaseerd. Dit levert een besparing van ruim € 1 miljoen op. Tegelijkertijd lichten wij in de voorgaande inleiding toe dat er op moment van verschijnen van deze begroting gewerkt wordt aan de oplevering van een geheel nieuwe meerjarige investeringsplanning die (meer) in lijn is met het investeringsplafond. In de nu voorliggende begroting hebben wij ervoor gekozen om via een stelpost de investeringslasten (rente en afschrijving) terug te brengen tot een realistisch niveau, zonder inhoudelijke aanpassing van de meerjarige investeringslijst.
In de investeringsplanning, zoals opgenomen in deze begroting, hebben wij al wel een deel van de investeringen kunnen verlagen of uitstellen. Hierin zijn goede stappen gezet, maar om het investeringsvolume echt onder het investeringsplafond te krijgen wordt nog hard gewerkt aan verdere acties. Vanuit de investeringskredieten die in 2023 en eerder zijn verstrekt, verwachten wij nog circa € 23 miljoen door te schuiven naar 2024 en circa € 12 miljoen schuift door naar 2025. De begrote investeringen in 2024 komen daarmee nu naar verwachting op circa € 53 miljoen. In 2025 komt het investeringsvolume op € 38 miljoen, in 2026 op € 28 miljoen en in 2027 op € 22 miljoen.
Rembrandtbrug
In 2020 heeft de raad het besluit genomen om te investeren in de Rembrandtbrug. In april 2022 is aan de raad gemeld dat de raming voor de Rembrandtbrug uitkomt op circa € 31 miljoen en is het krediet door de raad inmiddels ook verhoogd naar dit bedrag. Belangrijk gegeven is dat het grootste deel van de (financiële) effecten van de investering tot uiting komt in de periode ná 2027. De nu voorliggende begroting heeft een horizon tot en met 2027. Het is goed om in ogenschouw te houden dat de kapitaallasten en beheerskosten van de Rembrandtbrug gaan stijgen van circa € 0,4 miljoen in 2027 naar circa € 2,2 miljoen vanaf 2029. Hierdoor wordt de druk op de begroting in de latere jaren, die buiten de horizon van deze begroting liggen, ongeveer € 1,8 miljoen hoger dan in de laatste jaarschijf van de huidige begroting.
Schuldquote
De schuldquote is al enige jaren een belangrijk punt van aandacht en dat is niet voor niets: een hoge schuld zorgt ervoor dat het effect van rentefluctuaties op de begroting groot wordt. Doordat de afschrijving en rentelasten (kapitaallasten) hiermee voor een lange tijd vastliggen, beperkt dit de flexibiliteit in de begroting. Zeker in deze huidige tijd, waarin rentes stijgen, is de schuldquote ontwikkeling zeer relevant. Zoals bovenstaand vermeld, werken wij vanaf deze begroting met een investeringsplafond wat moet zorgen dat de schuld en de schuldquote beheersbaar blijven. Doelstelling is om de schuldquote, in lijn met de Financiële Verordening te beperken tot de genoemde signaleringswaarde van 150%.
In de paragraaf Weerstandsvermogen zijn de financiële kengetallen opgenomen. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de schuldquote zichtbaar.
De schuldquote wordt uiteraard door een groot aantal variabelen beïnvloed: met name de investeringen, maar ook de 'reguliere' uitgaven en inkomsten. Ook de omvang van de totale baten heeft effect op de schuldquote. Omdat de algemene uitkering in de jaren 2024 en 2025 nog vrij hoog is, blijft de schuldquote hier nog relatief laag. Vanaf 2026 loopt de schuldquote echter weer hard op, voornamelijk door de lagere rijksbijdrage, maar ook mede door de verwerking van het IHP (Integraal Huisvestingsplan) en de hiervoor genoemde hogere kosten van de Rembrandtbrug. De berekeningen zijn gebaseerd op het verwachte prijspeil 2024. Uiteraard zullen de werkelijke kosten in de loop van de tijd stijgen als gevolg van inflatie maar tegelijkertijd stijgt ook de omvang van de begroting, wat een verlagend effect heeft op de schuldquote.
Bedragen (x € 1.000) |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Schuldquote begroting 2023 |
161% |
165% |
181% |
181% |
Schuldquote begroting 2024 |
138% |
150% |
170% |
180% |
Schuldquote begroting 2024, inclusief schuldenplafond |
120% |
128% |
143% |
154% |
Versterking organisatie
In de Kadernota 2024 is een aanvraag gedaan van € 2 miljoen voor versterking van de ambtelijke organisatie, die de afgelopen jaren steeds verder onder druk is komen te staan. Samengevat is in de Kadernota toegelicht dat de organisatie steeds verder onder druk is komen te staan door de stevige ambities die de gemeente Woerden zelf heeft, exogene ontwikkelingen zoals diverse crises en nieuwe wettelijke voorschriften en door weeffouten uit het verleden. Ambtelijk werd geïnventariseerd dat uitbreiding van 40 -50 fte noodzakelijk was. Wij kozen ervoor om een duale oplossing te bieden; voor ongeveer de helft van het tekort aan fte's werd in de Kadernota € 2 miljoen gevraagd en daarnaast werd aangegeven ambities terug te willen dringen naar een acceptabel niveau. De raad heeft besloten om van deze € 2 miljoen de helft direct beschikbaar te stellen. De andere helft wordt via een afzonderlijk raadsvoorstel aangevraagd na het opstellen van een visie op de organisatie en een plan van aanpak voor de organisatieontwikkeling. Conform het amendement bij de Kadernota is deze 2e tranche al wel opgenomen als stelpost op programma 7.
Oekraïnecrisis
De oorlog in Oekraïne heeft uiteraard ook in Woerden tot een grote stroom vluchtelingen geleid met het bijbehorende huisvestingsvraagstuk. Dit heeft grote impact gehad op de organisatie en dat zal ook in 2024 nog het geval zijn. Vanuit het Rijk ontvangen we hiervoor financiële compensatie, waarvan het beeld tot nu toe is dat deze ruim toereikend is. In deze begroting zijn hiervoor dan ook geen extra kosten opgenomen. Via de voor- en najaarsrapportage blijven wij dit uiteraard volgen.
Storting in Algemene Reserve éénmalig verlaagd van € 2 miljoen naar € 1,1 miljoen
Ondanks alle gemaakte keuzes is het helaas niet gelukt om het begrotingssaldo in 2024 helemaal sluitend te krijgen, zonder aan de storting in de Algemene Reserve te komen. We hebben er dan ook voor gekozen om éénmalig deze storting in 2024 te verlagen met € 0,9 miljoen naar € 1,1 miljoen. Gezien de hoge storting in de Algemene Reserve die we bij de jaarrekening 2022 hebben gedaan (€ 4,3 miljoen), vinden wij dit verantwoord. Overschotten zoals die zich bijvoorbeeld bij de jaarrekening 2023 mogelijk voordoen, zullen eveneens in de Algemene Reserve gestort worden.
Samenvattend
We zijn erin geslaagd een meerjarenbegroting aan te bieden, met in 2024 een sluitend saldo, in 2025 een heel licht negatief saldo en in 2026 en 2027 een fors tekort. Uiteraard hadden wij u liever een structureel sluitende begroting gepresenteerd. Ondanks de lastige omstandigheden, de grote kostenstijgingen en de onzekerheid over de financiering vanuit het Rijk in 2026 en verder zijn wij van mening dat er een conceptbegroting voorligt waarin alle maatschappelijke en financiële uitdagingen in balans gebracht zijn.