Paragraaf 6 Financiering

2. Wettelijk kader en gemeentelijk beleid

Terug naar navigatie - 2. Wettelijk kader en gemeentelijk beleid

De Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) vormt het wettelijk kader. Het doel van deze wet is het bevorderen van de kredietwaardigheid en van de transparantie van het financieringsbeleid. In de Wet Fido zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde inrichting en uitvoering van de financieringsfunctie van de decentrale overheden. Voorbeelden hiervan zijn de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. De gemeente beschikt verder op grond van de Wet Fido over een treasurystatuut dat op 16 december 2014 door de raad is vastgesteld.

 

Eind 2013 is de Wet Hof (Houdbare overheidsfinanciën) in werking getreden. Hierin is opgenomen dat het Rijk en de medeoverheden een gelijkwaardige inspanningsplicht hebben om de begrotingseisen te respecteren. De gelijkwaardige inspanning wordt uitgedrukt in een macronorm voor het EMU-saldo van de medeoverheden gezamenlijk.
Gemeenten, provincies, waterschappen en openbare lichamen ingesteld op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn verplicht tot deelname aan schatkistbankieren, wat inhoudt dat zij hun liquide middelen moeten aanhouden bij de schatkist van het Rijk. Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden is ingesteld om de overheidsschuld terug te dringen. Vanaf januari 2014 wordt het rekening-courantsaldo bij de Bank Nederlandse Gemeenten afgeroomd ten gunste van de rekening-courant van het Rijk (de schatkist).

3. Ontwikkelingen

Terug naar navigatie - 3. Ontwikkelingen

Financieringspositie
Het geïnvesteerd vermogen, dat zijn de boekwaarden van alle geactiveerde investeringen, bedraagt per 31 december 2019 € 265 miljoen. Het schuldrestant van de aangetrokken langlopende geldleningen bedraagt per 31 december 2019 € 146,8 miljoen en de stand van de eigen reserves en voorzieningen € 72 miljoen, exclusief verliesvoorzieningen.

Risicobeheer
Treasurybeheer is erop gericht om rente-, krediet-, liquiditeits- en valutarisico’s risico’s te beheersen. Deze spelen in Woerden als volgt een rol:

  • De te beheersen renterisico’s op grond van de Wet Fido uiten zich concreet in de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Beide instrumenten beogen de renterisico’s te begrenzen die verbonden zijn aan de korte en lange schuld. Deze worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.
  • Valutarisico’s spelen geen rol. Transacties in vreemde valuta doen zich niet voor en de gemeente neemt alleen deel in het aandelenvermogen van twee (semi)overheidsgerichte instellingen, namelijk Bank Nederlandse Gemeenten en Vitens. Dit aandelenbezit is echter niet gebaseerd op winstoogmerk c.q. speculatieve doeleinden. Het risico van deze aandelen vinden wij verwaarloosbaar. De aandelen worden gewaardeerd tegen de historische kostprijs.
  • De kredietrisico’s zijn zeer gering. De risico’s die voortvloeien uit een mogelijke waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het (niet) tijdig kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij (kredietrisico) worden in het treasurystatuut geregeld conform de eisen die de Wet Fido stelt.

4. Kasgeldlimiet

Terug naar navigatie - 4. Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet is het maximumbedrag waarvoor kortlopende middelen mogen worden aangetrokken op de geldmarkt. Dit maximum bedraagt 8,5% van het begrotingstotaal (lasten) met een minimum van € 250.000. De kasgeldlimiet wordt voor 2020 geraamd op € 10,5 miljoen.
In onderstaande tabel is informatie opgenomen over de verwachte kasgeldlimiet. Bij het structureel overschrijden van de kasgeldlimiet dienen maatregelen genomen te worden zoals het aantrekken van langlopende geldleningen en/of het beperken van het aangaan van de korte schuld.

Grondslag begroting 2020 begroting 2021 begroting 2022 begroting 2023
Begroting omvang (exclusief mutaties reserves) € 124.575 € 123.604 € 125.791 € 124.953
Toegestane kasgeldlimiet
- in procenten 8,5 8,5 8,5 8,5
- in bedrag € 10.589 € 10.506 € 10.692 € 10.621
(bedragen * € 1.000)

 

Gelet op de begrote financieringsbehoefte (zie volgende pagina) is de verwachting dat we een of meer nieuwe langlopende geldlening(en) moeten afsluiten.

5. Renterisiconorm

Terug naar navigatie - 5. Renterisiconorm

Het renterisico op de vaste schuld is de mate waarin het saldo van de rentelasten veranderd door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rente typische looptijd van een jaar of langer. Om dit risico te beperken, schrijft de wet voor dat herfinanciering jaarlijks maximaal 20% van het begrotingstotaal mag bedragen. Het doel van deze norm is om overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één jaar te voorkomen. Indien wordt afgeweken van de renterisiconorm kan ontheffing worden verleend. Als bij afwijkingen de toezichthouder wordt geïnformeerd en ontheffing wordt verkregen, handelt de gemeente rechtmatig. Onderschrijding van de renterisiconorm is gunstig.

Grondslag Begroting Begroting Begroting Begroting
2020 2021 2022 2023
Begroting omvang (exclusief mutaties € 124.575 € 123.604 € 125.791 € 124.953
reserves)
Toegestane renterisiconorm
- In procenten 20% 20% 20% 20%
- In bedrag, maximum € 24.915 € 24.721 € 25.158 € 24.991
- In bedrag, minimum (wettelijk bepaald) € 2.500 € 2.500 € 2.500 € 2.500
Renterisico
- Renteherziening € 0 € 0 € 0 € 0
- Aflossing € 14.174 € 12.059 € 20.088 € 11.135
Renterisiconorm
Toets renterisiconorm
- Toegestane renterisiconorm € 24.915 € 24.721 € 25.158 € 24.991
- Begroot renterisico € 14.174 € 12.059 € 20.088 € 11.135
Onderschrijding renterisiconorm € 10.741 € 12.662 € 5.070 € 13.856
Overschrijding renterisiconorm € 0 € 0 € 0 € 0
(bedragen * € 1.000)

6. Renteresultaat op treasury

Terug naar navigatie - 6. Renteresultaat op treasury

Met ingang van 2017 zijn de nieuwe BBV-voorschriften van toepassing. Hierin staat de aanbeveling dat in de financieringsparagraaf het renteresultaat op de treasury moet worden opgenomen. Met onderstaand overzicht wordt gehoor gegeven aan deze aanbeveling.

begroting
Schema Renteresultaat treasury 2020
a. externe rentelasten lange financiering 3.446
b. externe rentebaten 52-
Totaal door te berekenen externe rente 3.394
c1. rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend 108-
c2. rente projectfinanciering door te berekenen taakvelden -
totaal door te berekenen externe rente 108-
Saldo door te berekenen externe rente 3.286
d1. rente over reserves/voorzieningen 1.655
Aan taakvelden door te berekenen externe rente 4.941
e. werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) 5.156
f. renteresultaat op treasury 215-
(bedragen x € 1.000)

 

 

Financieringsbehoefte en leningenportefeuille
De financieringsbehoefte van de gemeente wordt bepaald aan de hand van de liquiditeitsprognose.
Op basis van de verwachte baten en lasten (kasstromen) wordt het verwachte liquiditeitsverloop geschat. Voor een goede liquiditeitsplanning is vooral inzicht nodig in de financiële planning van grote projecten en investeringen. Wanneer de financieringsbehoefte wordt opgesplitst naar de aard van kasstromen ontstaat onderstaand beeld (een minteken is een binnenkomende kasstroom). Daarin is zichtbaar dat de reguliere exploitatie voor een binnenkomende kasstroom zorgt en dat de kasstroom op zowel de investeringen als de bouwgrondexploitaties sterk fluctueert. De werkelijke situatie kan afwijken doordat bijvoorbeeld investeringen in de tijd verschuiven, door investeringen die nu nog niet zijn opgenomen in de begroting of doordat risico’s zoals die zijn opgenomen in de bouwgrondexploitaties zich al dan niet voordoen.

+ = uitgaande cashflow 2020 2021 2022 2023
- = binnenkomende cashflow
1. Reguliere exploitatie € 7.354 € 2.516- € 8.597- € 10.495-
2. Investeringen exploitatie € 19.900 € 14.169 € 23.796 € 11.568
3. Bouwgrondexploitaties € 6.377 € 3.619 € 113- € 42
4. Financiering € 14.174 € 12.059 € 20.088 € 11.135
Financieringsbehoefte: (* 1.000) € 47.805 € 27.331 € 35.174 € 12.250

 

Dit leidt tot onderstaande verwachte ontwikkelingen in de leningenportefeuille.

Categorie 2020 2021 2022 2023
Beginstand leningenportefeuille € 146.826 € 180.457 € 195.729 € 210.815
Aflossing (lopende lening) € 14.174 € 12.059 € 20.088 € 11.135
Bijlenen € 47.805 € 27.331 € 35.174 € 12.250
Eindstand leningenportefeuille € 180.457 € 195.729 € 210.815 € 211.930
(bedragen * € 1.000)

NB: In bovenstaande tabel wordt ervan uitgegaan dat alles met langlopende geldleningen zal worden gefinancierd. In de praktijk zal waarschijnlijk een deel gefinancierd worden met kortlopende leningen.

Het verloop van het saldo van de langlopende geldleningen en het hieraan gekoppelde gemiddelde rentepercentage van de laatste 10 jaar zijn in onderstaande tabel opgenomen:

Datum Saldo langlopende Gem. Rente Omslagperc.
geldleningen
1-1-2010 € 65.573 4,53% 4,50%
1-1-2011 € 61.879 4,52% 4,25%
1-1-2012 € 70.525 4,43% 4,25%
1-1-2013 € 83.971 4,11% 3,75%
1-1-2014 € 83.659 3,92% 3,75%
1-1-2015 € 97.159 3,16% 3,75%
1-1-2016 € 88.418 3,52% 3,75%
1-1-2017 € 89.656 3,51% 3,75%
1-1-2018 € 94.872 3,22% 3,22%
1-1-2019 € 142.832 2,96% 2,20%
1-1-2020 € 146.826 2,04% 2,00%

 

De afgesloten leningen van de laatste 10 jaar zijn in onderstaande tabel opgenomen:

jaar bedrag rente
(* 1.000)
2011 € 13.000 4,13%
2012 € 5.000 1,79%
2012 € 6.000 2,39%
2012 € 7.000 2,80%
2013 € 6.000 2,90%
2014 € 10.000 2,06%
2014 € 10.000 1,61%
2016 € 10.000 0,75%
2017 € 15.000 1,47%
2018 € 10.000 -0,33%
2018 € 15.000 1,31%
2018 € 2.119 0%
2018 € 30.000 1,41%
2019 € 25.000 0,69%

7. Uitgangspunten

Terug naar navigatie - 7. Uitgangspunten

In de meerjarenbegroting 2020-2023 is rekening gehouden met de volgende rentepercentages:

- Renteomslagpercentage 2,00
- Rente nieuwe investeringen 2,00
- Rente grondbedrijf 1,53
- Rente kort geld 1,50 voor 2020 en overige jaren 1,50

Het eerste jaar van investering wordt geen rente berekend.
De renteomslag is bijna gelijk aan het gemiddelde rentepercentage van de langlopende geldleningen.