In deze begroting zijn de volgende grondslagen gehanteerd:
Indexatie loonkosten, materiële kosten, investeringen en subsidies
Tot en met de begroting 2024 werden de kosten en subsidies geïndexeerd met de CPI (Consumentenprijsindex) van februari van het jaar vóór het begrotingsjaar. Vanaf de begroting 2025 is dit gewijzigd naar de systematiek die veel andere gemeenten hanteren, namelijk een indexatie op basis van het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB. Dit is namelijk ook de systematiek waarmee de Algemene Uitkering geïndexeerd wordt. Op basis hiervan zijn de volgende indexatiepercentages gehanteerd:
- Loonkosten: 2,0%
- Overige (materiële) kosten: 2,1%
- Investeringen: 3,0%
- Subsidies : 2,2%
Hierbij moet wel een correctie gedaan worden op de indexatie van 2025, omdat in het CEP ook een bijstelling van het lopende jaar plaatsvindt (van 3,5% naar 4,8%, zie Kadernota). Op basis van het gewogen gemiddelde, zoals ook bovenstaand weergegeven, worden de subsidies verhoogd met 2,2% en wordt een correctie van 1,3% toegepast voor de bijstelling van de indexaties voor 2025 volgens het CEP. De subsidies worden dan dus totaal geïndexeerd met 3,5%.
Indexatie OZB en heffingen.
Tot en met de begroting 2024 werden de opbrengsten voor OZB en de heffingen geïndexeerd met de CPI van februari van het jaar vóór het begrotingsjaar. Conform hetgeen is besloten bij de Kadernota 2025 (en 2026) sluiten wij nu aan bij de meer gangbare methodiek van indexatie op basis van het Centraal Economisch Plan (CEP), en daarmee dus ook bij de ontwikkeling van de Algemene Uitkering. Op basis van het gewogen gemiddelde, zoals ook bovenstaand weergegeven, zijn de OZB en heffingen verhoogd met 2,2% en wordt een correctie van 1,3% toegepast voor de bijstelling van de indexaties voor 2025 volgens het CEP. De OZB en heffingen worden dan dus totaal geïndexeerd met 3,5%. Daar waar voor specifieke heffingen een andere verhoging wordt gehanteerd staat dit toegelicht in de paragraaf Lokale Heffingen. Voor afvalstoffenheffing en rioolrechten, alsmede diverse leges, wordt rekening gehouden met de maximale kostendekkendheid.
Algemene Uitkering (Gemeentefonds)
De Algemene Uitkering wordt geraamd op basis van de meicirculaire. Voor indexen worden alleen rekening gehouden met het begrotingsjaar 2026. Voor het meerjarenperspectief gelden constante prijzen (meerjarenbegroting is prijspeil 2026).
Omslagrente
Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) moeten rentekosten aan de taakvelden/programma’s worden toegerekend met behulp van een (rente)omslag. Het renteomslagpercentage is berekend op basis van de voorgeschreven systematiek van de commissie BBV en komt voor 2026 uit op 1,0% (2025: 1,0%). Het omslagpercentage geeft weer welk rentepercentage aan de activa wordt toegerekend. Dit percentage wordt berekend op basis van een raming van de netto door de gemeente te betalen rente en de totale boekwaarde van alle vaste activa van de gemeente. Het percentage wordt afgerond met maximaal 0,5%.
De berekening van de omslagrente is opgenomen in paragraaf 6, Financiering.
Er vindt geen rentebijschrijving plaats op reserves en voorzieningen.
Rente nieuw aan te trekken leningen
Prognoses over de rente hebben doorgaans een min of meer ‘’glazenbol’’ niveau. Dit gegeven wordt nog versterkt door de vele onzekerheden in de geopolitiek. De rente op de geld- en kapitaalmarkt is het afgelopen twee jaar gestegen, na een relatief lange periode van historisch lage rente. De komende jaren verwachten wij dat de rente stabiel blijft op het huidige niveau. Voor nieuwe geldleningen gaan we in de begroting uit van 3,0% rente, gebaseerd op de gemiddelde rentepercentages bij verschillende looptijden gedurende de eerste drie maanden van 2025.
Grondexploitaties
Vanaf boekjaar 2025 is vanuit de commissie BBV voorgeschreven dat voor de rente op de grondexploitaties ook de omslagrente gehanteerd moet worden (2025: 1,0%). Voorheen gold hiervoor een aparte berekeningswijze.
De disconteringsvoet voor verliesvoorzieningen binnen grondexploitaties schrijft het BBV verplicht voor op 2,0%.
Overhead
In 2023 is een nieuwe Notitie Overhead opgesteld door de commissie BBV, deze is van toepassing vanaf begrotingsjaar 2025. Volgens deze notitie mag de methodiek voor het toerekenen van overhead, zoals opgenomen in het overzicht overhead, aan lokale heffingen en rechten niet afwijken van de overige methodieken voor het toerekenen van overhead aan overige taakvelden van de begroting. De methodiek die hiervoor gekozen is om de totale overheadkosten toe te rekenen op basis van de netto loonkosten (excl. inhuur). Zie hiervoor verder de paragraaf Lokale Heffingen.