In deze begroting 2025-2028 laat het jaar 2025 een sluitend saldo zien. Voor de jaren 2026 en verder is het begrotingssaldo niet sluitend, zoals ook al in de kadernota aangekondigd. Dit is in lijn met het advies van de VNG om de onbalans tussen door het Rijk verstrekte middelen en de gemeentelijke taken duidelijk te laten zien.
Van Kadernota naar Begroting
Deze begroting is gebaseerd op de Kadernota 2025 die de raad op 11 juli 2024 heeft vastgesteld. De vastgestelde hoofdlijnen van de Kadernota zijn in deze begroting vertaald en nader uitgewerkt. De vastgestelde Kadernota gaf, inclusief een taakstellende bezuiniging van € 3,4 miljoen, voor 2025 een sluitend saldo. De latere jaren waren in de Kadernota nog niet sluitend met saldi tussen de € 3,7 miljoen en € 4,8 miljoen negatief.
Conform de Kadernota zijn dit de belangrijkste onderwerpen die verwerkt zijn in deze begroting:
- Er is invulling gegeven aan de taakstelling van € 3,4 miljoen die in de Kadernota was opgenomen;
- De voorgestelde dekkingsbronnen (éénmalig schrappen van de storting van € 2,0 miljoen in de algemene reserve, kostendekkend maken parkeerbelasting en kostendekkend maken omgevingsvergunningen zijn verwerkt
- Geen extra OZB-verhoging bovenop indexering. Indexatie is dit jaar 3,5% op basis van de raming van het CPB voor 2025, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP) (60% loonindex, 20% materiële kosten, 20% investeringen);
- De investeringsplanning en de bijbehorende kapitaallasten zijn bijgesteld volgens de investeringsplanning in de Kadernota, conform het vastgestelde investeringsplafond;
- Indexering van de overige lokale heffingen met 3,5%, met zo nodig een aanvullende bijstelling op basis van het uitgangspunt van kostendekkendheid voor rioolheffing en omgevingsvergunningen;
- Indexering van de loonkosten met 4,4% op basis van de raming van het CPB voor 2025, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP). Omdat de CAO-stijging nog niet bekend is, is hiervoor een stelpost in programma 7 opgenomen;
- Indexering overige kosten met 2,2% op basis van de raming van het CPB voor 2025, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP);
- Indexering investeringen met 2,0% op basis van de raming van het CPB voor 2025, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP);
- Indexering van subsidies met 3,5% op basis van de raming van het CPB voor 2025, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP) (60% loonindex, 20% materiële kosten, 20% investeringen)
- Actualisering van kosten voor verbonden partijen op basis van de begrotingen van die verbonden partijen.
Daarnaast zijn de financiële effecten van de rijksbijdragen zoals genoemd in de meicirculaire 2024 verwerkt. In deze meerjarenbegroting zijn tevens enkele ontwikkelingen verwerkt die nog geen onderdeel van de Kadernota uitmaakten. Zo is gebleken dat de kosten in het Sociaal Domein inmiddels flink gestegen zijn en is rekening gehouden met kosten die gemaakt moeten worden voor de omvorming van de regionale inkoop van Jeugdzorg en WMO (IMUW) naar een gemeenschappelijke regeling, een verplichting die voortvloeit uit de Hervormingsagenda Sociaal Domein.
Er zijn ook diverse technische aanpassingen gemaakt, zoals bijvoorbeeld rondom rentelasten, pensioenkosten etc.. De verhoging van de leges burgerzaken die in de Kadernota was opgenomen bleek maar zeer beperkt mogelijk.
Samengevat leidt dit tot het volgende financiële beeld:
Bedragen (x € 1.000) |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
Saldo van baten en lasten |
-90 |
-4.420 |
-4.185 |
-5.239 |
Mutaties reserves |
119 |
-1.837 |
-1.679 |
-1.502 |
Begrotingssaldo (na mutatie reserves) |
28 (V) |
-6.256 (N) |
-5.863 (N) |
-6.741 (N) |
(+/+ is voordeel, -/- is nadeel)
Invulling bezuinigingstaakstelling
Door het genoemde tekort in het Sociaal Domein van ruim € 3 miljoen en de technische verwerking van de genoemde indexeringen etc. was de taakstelling om dekking te vinden in de begroting gestegen van € 3,4 miljoen naar ruim € 7 miljoen. Met deze opgave zijn het college en de ambtelijke organisatie aan de slag gegaan. Uiteindelijk is circa € 3,0 miljoen gevonden aan 'lucht in de begroting', mede op basis van de analyses van de jaarrekeningresultaten van de afgelopen jaren. Ook de energiekosten maken hier onderdeel van uit (€ 1,0 miljoen), omdat de energieprijzen na een forse stijging in 2022 weer genormaliseerd zijn en in 2025 naar verwachting verder dalen.
Daarnaast is € 5,1 miljoen aan mogelijke beleidsmatige maatregelen gevonden, waarvan € 4,1 miljoen nodig was voor een sluitend saldo. Het college heeft de keuze gemaakt om de sociale basis waar mogelijk te ontzien. De belangrijkste maatregelen (groter dan € 100.000) die voorgesteld worden om wel door te voeren:
- Taakstellende bezuiniging van € 1,2 miljoen op de jeugdzorg in 2025 en € 2,0 miljoen vanaf 2026. Hiervoor heeft het college een bestuursopdracht vastgesteld.
- Taakstellende bezuiniging van € 1,0 miljoen op de WMO. Hiervoor heeft het college een bestuursopdracht vastgesteld.
- Concessie in de markt zetten waardoor uitbesteed werk laadinfrastructuur verlaagd kan worden (€ 100.000)
- Geen nieuwe ontmoetingsplaatsen creëren (€ 100.000) (de twee ontmoetingsplaatsen die in 2024 al voorbereid worden, handhaven we wel)
- Inzetten SPUK Inburgering voor maatschappelijke begeleiding (€ 125.000)
- Soberdere uitvoering Wet Openbare Overheid (€ 124.000)
- DVO-bijdrage Oudewater op basis van het rapport van &vdLaar, vooruitlopend op de definitieve keuzes voor 2026 en verder (€ 250.000)
De belangrijkste maatregelen die het college niet wenselijk heeft geacht en die niet doorgevoerd zijn:
- Diverse bezuinigingen in het sociaal domein, voortkomend uit de Maatschappelijke Agenda, zoals de coördinatiefunctie bibliotheek, onderwijsachterstandenbeleid, basisvaardigheden en mentale weerbaarheid (€ 648.000)
- Kostendekkendheid evenementen verhogen (€ 34.000)
- Kostendekkendheid week- en streekmarkten verhogen (€ 55.000)
- Kostendekkendheid Koeiemart verhogen (€ 150.000)
- Verlagen ambities uit het Integraal Veiligheidsplan (€ 120.000)
Een volledig overzicht van alle wel en niet doorgevoerde bezuinigingsopties is als bijlage bij de begroting bijgevoegd.
Structureel begrotingssaldo
De provincie kijkt als toezichthouder voor de beoordeling van de begroting naar het structurele saldo. Dat is het saldo exclusief incidentele baten en lasten en incidentele reservemutaties (zie Financiële begroting hoofdstuk 3 Structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves). Daarmee tellen bijvoorbeeld de jaarlijkse stortingen in de algemene reserve ten behoeve van de schuldpositie voor dat saldo niet mee. Het structurele begrotingssaldo van de gemeente Woerden is in 2025 positief (€ 1,2 miljoen). In 2026 (€ 3,7 miljoen negatief), 2027 (€ 3,5 miljoen negatief) en 2028 (€ 4,6 miljoen negatief) is de begroting dus ook volgens de systematiek van de provincie niet sluitend.
Algemene uitkering en septembercirculaire
De ontwikkeling van de algemene uitkering werd altijd voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de totale rijksuitgaven. Volgens deze normeringssystematiek hebben wijzigingen in de rijksuitgaven direct invloed op de omvang van het gemeentefonds en daarmee op de ontwikkeling van de algemene uitkering. Dit stond bekend als de ‘trap-op-trap-af-systematiek’. Als het Rijk meer uitgaf, ging ook het gemeentefonds omhoog, maar als de rijksuitgaven daalden, daalde het gemeentefonds mee.
Dit voorjaar is gesproken over een stabiele en beter beheersbare financiering van gemeenten en provincies. In overleg tussen het Rijk en de VNG is besloten om de nieuwe financieringssystematiek vervroegd in te voeren, vanaf 2024. In deze nieuwe systematiek wordt de ontwikkeling van het gemeentefonds gekoppeld aan de ontwikkeling van het BBP (Bruto Binnenlands Product). De indexatie is gesplitst in een
volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van het gemeentefonds wordt gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt (volumedeel). De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor het gemeentefonds reëel ‘op niveau’ blijft (prijsdeel)
De zogeheten ‘opschalingskorting’ in het gemeentefonds stond vanaf 2026 nog wel in de rijksbegroting, maar is nu definitief geschrapt. Dit leidt dus vanaf 2026 tot een voordeel. Hiervoor in de plaats is wel een extra korting in 2025 gekomen van circa € 1,7 miljoen.
Vanaf 2023 is het Gemeentefonds herijkt. De verdeling van het Gemeentefonds over gemeenten wordt bepaald aan de hand van een set aan indicatoren. Door een nieuwe systematiek, die dus vanaf 2023 ingevoerd is, ontstaan voordeel- en nadeelgemeenten. Woerden hoort bij de nadeelgemeenten, wat leidt tot een achteruitgang die oploopt van € 7,50 per inwoner in 2023 (€ 0,4 miljoen) en € 22,50 per inwoner in 2024 (€ 1,2 miljoen) naar € 37,50 per inwoner in 2025 en verder (€ 2,0 miljoen). Het financiële effect van de herijking is gemaximaliseerd op € 37,50 per inwoner; als dit niet was gebeurd, was het nadeel voor Woerden nog veel groter geweest. Het totale effect hiervan op de begroting van Woerden is ongeveer € 2 miljoen nadelig vanaf 2025, ten opzichte van de oude verdeelsystematiek.
Deze begroting is gebaseerd op de meicirculaire 2024. Op Prinsjesdag is de septembercirculaire 2024 gepubliceerd. Deze is zoals gebruikelijk nog niet in deze begroting verwerkt, maar wordt bij Voorjaarsrapportage 2025 financieel vertaald naar de begroting.
Lokale heffingen zijn geïndexeerd met 3,5% , extra verhoging parkeeropbrengsten en rioolheffing.
De OZB en overige heffingen worden met 3,5% geïndexeerd op basis van de raming van het CPB voor 2025, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP) (60% loonindex, 20% materiële kosten, 20% investeringen).
De parkeeropbrengsten worden naast de indexatie conform Kadernota verhoogd met € 150.000 in 2025, oplopend naar € 275.000 in 2026 en verder, omdat de tarieven nu niet kostendekkend zijn. De rioolheffing wordt naast de reguliere indexatie nog 3,5% verhoogd, zoals besloten bij het beleidsplan Gemeentelijk Water en Klimaatbestendig. De opbrengsten voor de omgevingsvergunningen zijn met € 250.000 verhoogd, omdat deze momenteel niet kostendekkend zijn.
Sociaal Domein: Maatschappelijke Agenda en Hervormingsagenda
In het sociaal domein blijven wij, net als veel gemeenten in Nederland, kampen met steeds stijgende kosten voor jeugdzorg en WMO. Wij werken hard om deze trend om te buigen om zo tegenvallers te temperen en hebben daar in het verleden ook al gericht beleid op ingezet. Inmiddels zijn hierover afspraken gemaakt tussen VNG en het Rijk. De taakstellingen vanuit de Hervormingsagenda zijn onderdeel van de Maatschappelijke Agenda (MAG) die in oktober 2023 door de raad is vastgesteld. De kosten en de verwachte besparingen van de Maatschappelijke Agenda zijn ingerekend in deze begroting, waarbij op een aantal onderdelen wel versoberingen nodig zijn om een sluitende begroting te krijgen.
Energiekosten
De energieprijzen zijn zoals bekend afgelopen jaar tot enorme hoogtes gestegen. Uiteraard raakte dit ook ons als gemeente. Inmiddels zijn de energieprijzen weer flink gedaald en is ook de verwachting dat de tarieven in 2025 nog iets verder dalen. In deze begroting zijn de energiekosten gebaseerd op de prijsverwachtingen van onze energie-adviseur.
Investeringsplan
In de afgelopen jaren is in de jaarrekening steeds een veel lager investeringsbedrag gerealiseerd dan begroot was. Dit heeft geleid tot een grote investeringsboeggolf. Dit in combinatie met de hoge (begrote) schuldquote heeft ertoe geleid dat in de Kadernota 2024 een investeringsplafond van € 23 miljoen (indicatief) was afgesproken. Dit voorjaar hebben we dit verder uitgewerkt via het traject 'Investeringen in Balans'. In de Kadernota 2025 zijn concrete voorstellen gedaan om de investeringen terug te brengen naar het niveau van het investeringsplafond. In deze begroting zijn de investeringen opgenomen conform hetgeen hierover in de Kadernota was opgenomen. We gaan er in de berekening van de benodigde afschrijvings- en rentelasten vanuit dat de werkelijke uitgaven op investeringen voor 50% in het begrotingsjaar plaatsvinden en voor 50% in het volgende jaar. Hiermee denken we realistischer te ramen, waardoor ook de boeggolf minder hoog wordt.
Rembrandtbrug
In 2020 heeft de raad het besluit genomen om te investeren in de Rembrandtbrug. In april 2022 is aan de raad gemeld dat de raming voor de Rembrandtbrug uitkomt op circa € 31 miljoen en is het krediet door de raad inmiddels ook verhoogd naar dit bedrag. Belangrijk gegeven is dat het grootste deel van de (financiële) effecten van de investering tot uiting komt in de periode ná 2027. In juni 2024 heeft de Raad besloten om het project Rembrandtbrug stop te zetten. Dit heeft een positief effect op de meerjarenbegroting omdat de kapitaallasten van ruim € 2 miljoen per jaar komen te vervallen (n.b. deze kapitaallasten zouden pas van toepassing zijn na gereedkomen van de brug, dat zat in de periode ná 2028). De eenmalige kosten omdat investeringen die al gedaan zijn afgewaardeerd moeten worden, zullen in de jaarrekening 2024 verantwoord worden.
Schuldquote
De schuldquote is al enige jaren een belangrijk punt van aandacht en dat is niet voor niets: een hoge schuld zorgt ervoor dat het effect van rentefluctuaties op de begroting groot wordt. Doordat de afschrijving en rentelasten (kapitaallasten) hiermee voor een lange tijd vastliggen, beperkt dit de flexibiliteit in de begroting. Zeker in deze huidige tijd, waarin rentes stijgen, is de schuldquote ontwikkeling zeer relevant. Zoals bovenstaand vermeld, werken wij vanaf deze begroting met een investeringsplafond wat moet zorgen dat de schuld en de schuldquote beheersbaar blijven. Doelstelling is om de schuldquote, in lijn met de Financiële Verordening onder de 130% te houden. De schuldquote wordt berekend door de netto schuld te delen door de totale baten.
In de paragraaf Weerstandsvermogen zijn de financiële kengetallen opgenomen. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de schuldquote zichtbaar.
Bedragen (x € 1.000) |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
Schuldquote begroting 2023 |
161% |
165% |
181% |
181% |
|
Schuldquote begroting 2024 |
138% |
150% |
170% |
180% |
|
Schuldquote begroting 2024, inclusief investeringsplafond |
120% |
128% |
143% |
154% |
|
Schuldquote Kadernota 2025 |
108% |
119% |
124% |
128% |
130% |
Schuldquote begroting 2025 |
103% |
116% |
129% |
132% |
132% |
Voor 2025 en 2026 is de verwachting dat de schuldquote iets lager uitkomt dan waar we in de Kadernota 2025 vanuit waren gegaan. Voor 2026 en verder komt de schuldquote iets hoger uit. Dit wordt verklaard doordat de totale baten vanaf 2026 dalen ten opzichte van 2025, met name doordat de Algemene Uitkering in 2026 ruim € 6 miljoen daalt ten opzichte van 2025. Door maatregelen die in 2025 verder uitgewerkt zullen worden verwachten wij dat de schuldquote in de begroting 2026 weer iets lager uitkomt.
Oekraïnecrisis / Opvang vluchtelingen
De oorlog in Oekraïne heeft uiteraard ook in Woerden tot een grote stroom vluchtelingen geleid met het bijbehorende huisvestingsvraagstuk. Ook is in 2024 opvang van asielzoekers gestart in onze gemeente. Dit heeft grote impact gehad op de organisatie en dat zal ook in 2025 nog het geval zijn. Vanuit het Rijk ontvangen we hiervoor financiële compensatie, waarvan het beeld tot nu toe is dat deze ruim toereikend is. In deze begroting zijn hiervoor dan ook geen extra kosten opgenomen. Via de voor- en najaarsrapportage blijven wij dit uiteraard volgen.
Storting in Algemene Reserve in 2025 van € 2 miljoen geschrapt
Zoals in de Kadernota benoemd hebben we ervoor gekozen om de jaarlijkse storting van € 2 miljoen in de Algemene Reserve voor 2025 te schrappen. Gezien de hoge storting in de Algemene Reserve die we bij de jaarrekening 2023 hebben gedaan (€ 5,4 miljoen), vinden wij dit verantwoord. Overschotten zoals die zich bijvoorbeeld bij de jaarrekening 2024 mogelijk voordoen, zullen eveneens in de Algemene Reserve gestort worden.
Vooruitkijkend
Voor 2026 en verder is het meerjarenperspectief nog niet sluitend. Hier ligt dus nog een grote uitdaging voor onze gemeente. Tegelijkertijd weten we dat er ook nog zaken op ons af komen die mogelijk een kostenverhogend effect hebben, zoals de Herijking van de IBOR-budgetten. Het college informeert de raad voor einde jaar over de aanpak die zij hierbij voor ogen heeft.
Samenvattend
We zijn erin geslaagd een meerjarenbegroting aan te bieden, met in 2025 een sluitend saldo, maar in meerjarenperspectief nog steeds een fors tekort. Dit is gelukt door enerzijds heel kritisch te kijken naar 'lucht in de begroting', maar ook anderzijds ook verschillende beleidsmatige keuzes te maken. Ook de investeringen zijn teruggebracht naar een realistisch niveau. Dit zijn soms pijnlijke maatregelen die ook effect hebben op de Woerdense samenleving. Toch is het college tevreden dat het gelukt is om voor 2025 de begroting sluitend te krijgen zonder een extra verhoging van de OZB, waarin alle maatschappelijke en financiële uitdagingen in balans gebracht zijn.